Huismus
Nestlocatie
Nestlocaties van de huismus zijn in de regel te vinden in allerlei menselijke bebouwing: onder dakpannen en ik kieren en gaten in muren. Soms in holten van bomen, in klimop of in dichte struiken, maar dat gebeurt alleen als er geen vijanden in de omgeving voorkomen en de hoeveelheid nestgelegenheid een beperkte factor is terwijl er voldoende voedsel aanwezig is.
Biotoop
Het habitat van een huismus bestaat uit een aantal elementen die op korte afstand ( 100-300 meter van de broedplaats) van elkaar aanwezig moeten zijn. Dichte dekking in de vorm van stekelige struiken, begroeide gevels of schuttingen en groenblijvende heesters en klimplanten zijn het essentiele onderdeel van een geschikt huismussen biotoop. Daarnaast dient er binnen korte afstand voldoende voedsel aanwezig te zijn. Ontbreekt een van de onderdelen of liggen ze te ver uit elkaar dan is het habitat niet geschikt.
In de winter gebruikt de huismus altijd groenblijvende struiken of gevelbegroeing om gezamenlijk de nacht door te brengen.
Onderzoek
Een deskundige op het gebied van huismussen moet tussen 10 maart en 20 juni in de ochtend rond een tot twee uur na zonsopkomst de locaties van de broedplaatsen vaststellen. Er mag worden aangenomen dat er geen broedende huismussen aanwezig zijn als tijdens twee bezoeken tussen 1 april en 15 mei of tijdens vier bezoeken tussen 10 maart en 20 juni geen tekenen van aanwezigheid zijn waargenomen. Ook andere functies van het leefgebied, zoals winterslaapplaats en voedselgebied moeten onderzocht worden.
Bij gunstige weersomstandigheden worden de zingende dieren geinventariseerd. Tussen 15 september en 1 maart is het mogelijk om dakpannen te lichten.
Onderzoeksgegevens zijn in het kader van de Wet natuurbescherming drie jaar geldig